Volgens De Wit sleept de interneringscrisis al jaren aan. “Maar het beleid blijft steken in onderzoeken en werkgroepen. Slachtoffers, hulpverleners en geïnterneerden verdienen een interneringsketen die werkt”, zegt ze. Vooral het contrast tussen de structurele overbezetting in gevangenissen en het beperkte gebruik van het Klinisch Observatiecentrum springt in het oog.

Cruciaal instrument dat onbekend blijft 

Het BKOC beschikt over 30 plaatsen waar geïnterneerden grondig kunnen worden geobserveerd door gespecialiseerde experten, met het oog op betere en correctere interneringsbeslissingen. Toch werden sinds 2023 slechts 15 personen naar het centrum doorverwezen: 2 in 2023, 6 in 2024 en 7 in 2025. Dat is opvallend weinig, zeker in het licht van het hoge aantal geïnterneerden dat vandaag geen aangepaste zorg krijgt.

Volgens minister Verlinden kennen veel deskundigen het observatiecentrum onvoldoende of verwijzen ze er alleen in uitzonderlijke gevallen naartoe. Voor De Wit is dat moeilijk te begrijpen. “Een centrum dat net is opgericht om betere expertise te leveren, staat bijna leeg, terwijl beslissingen vaak worden genomen op basis van onvolledige informatie”, stelt De Wit.

Ook onduidelijkheid over forensische psychiatrische centra

Daarnaast wijst De Wit op de blijvende onzekerheid over bijkomende capaciteit in de forensische psychiatrische centra (FPC). De geplande uitbreidingen via modulaire units, een derde Vlaams FPC en Waalse projecten blijven volgens haar hangen in onduidelijkheid, blokkeringen of nieuwe studies. “Zelfs de minister erkent dat het beleid structureel vastzit”, aldus De Wit.

Ze vraagt daarom dat het BKOC een volwaardig en verplicht inzetbaar instrument wordt binnen de interneringsketen, en niet langer een uitzondering. Verder vraagt ze om het aangekondigde samenwerkingsakkoord met de deelstaten over de interneringszorg concreet vorm te geven, zodat de verschillende schakels van de keten – van expertise tot opvang – beter op elkaar aansluiten.